Catalonië: 1939 en 2017
In december 2006 reisde ik door Catalonië en Aragon op zoek naar sporen van de Spaanse Burgeroorlog (1936–1939). Ik had me uitgebreid ingelezen en kende de historische geografie van de burgeroorlog. Barcelona was mijn startpunt. Ik wist dat er in juli 1936 was gevochten op de Plaça de Catalunya, dat de anarchisten een triomftocht hadden gehad op de Passeig de Gràcia en dat de Moskougezinde communisten het hoofdkwartier van de concurrerende communisten van de trotskistische POUM aan de Ramblas vanuit het aangrenzende café Moka hadden aangevallen. Ik hoopte sporen van deze gebeurtenissen aan te treffen en iets van de beladen sfeer van toen te proeven.
Nou, niet dus. Nada!
Aan de vooravond van de crisis straalde het centrum van Barcelona luxe, licht en optimisme uit. Op de Plaça de Catalunya en in de omliggende winkelstraten waar de feestverlichting voor Kerstmis al brandde, verdrongen kooplustige Catalanen en toeristen elkaar. Dat de Passeig de Gràcia door een Duitse reisgidsje de Luxusmeile van Barcelona genoemd, kon ik me wel voorstellen toen ik de Gaudigevels en bankgebouwen zag.
Het eerste boek dat over de Spaanse Burgeroorlog is geschreven The Spanish labyrinth van Gerald Brennan (1943) is meteen ook het fascinerendste. Brennan neemt de lezer namelijk mee in de complexe achtergrond van de burgeroorlog, die meer veel meer was dan een strijd om sociale rechtvaardigheid tussen links en rechts. Ze was ook een strijd tussen de oerconservatieve katholieke kerk en atheïstische liberalen, tussen dictatuur en democratie, tussen centralistische communisten en libertaire anarchisten, en last but not least tussen het centrale gezag van Madrid en de naar autonomie strevende regio’s aan de kust: Catalonië en Baskenland.
Barcelona hoorde tot de grote verliezers van de Spaanse Burgeroorlog. De liberale en anarchistische tegenstanders van generaal Franco werden monddood gemaakt – voorzover ze niet vermoord, gevangen of gevlucht waren. De Catalaanse taal werd verboden – en een monument voor de slachtoffers van de burgeroorlog was niet aan de orde.
Dat veel Catalanen gebeten zijn op ‘Madrid’ en zelfs bereid lijken om voor hun zelfstandigheid hun welvaart op het spel te zetten, kunnen we niet begrijpen zonder deze traumatische voorgeschiedenis.
Dat ik in het stadshart van Barcelona geen sporen van de Spaanse Burgeroorlog vond, wil niet zeggen dat ze helemaal ontbraken. Zo vond ik op de Rambla restaurant Moka en maakte ik een fietstocht naar het woonhuis van de charismatische anarchist Buenaventura Durruti. In het boek De korte zomer van de anarchie schreef Hans-Magnus Enzensberger dat Durruti in het begin van de burgeroorlog op het adres Pujadasstraat 276 in de wijk Pueblo Nuevo woonde. Hier overlegde hij met zijn kameraden over de veldtocht richting Ebro die de anarchisten in juli 1936 uitvoerden. Maar eerlijk gezegd, ook dit smaakvolle flatgebouw bracht de gebeurtenissen van die tijd dichterbij. Ik had een paar kilometer in het decemberzonnetje langs de zee gefietst en op de terugweg op het strand een broodje zitten eten.
Toch ontbrak de burgeroorlog niet in Barcelona. Maar om dat te kunnen zien, moest ik naar Lleida. Toevallig maakte ik daar de opening mee van de door Generalitat de Catalunya georganiseerde tentoonstelling Huellas (Voetafdrukken) van de fotograaf Humberto Rivas. Hij liet zien dat de Spaanse Burgeroorlog hier en daar nog in hoofden van de mensen en muren van de kloosters zat.